We rijden door het eindeloze landschap van Texas.
Strak blauwe lucht, lekker zonnetje en een straffe wind in de rug. Goed voor het brandstofverbruik. Op de radio klinkt country muziek. Lekker.
Links en rechts strekken de eindeloze prairies zich uit tot ver achter de horizon.
De Great Plains.
Het is niet moeilijk je voor te stellen, dar hier eens kuddes van duizenden bizons rond waarden.
Op de radio zingt het country bandje "I see miles and miles of Texas"
Na enige tijd verschijnt aan de horizon het silouet van een boortoren.
De bewijzen van de oliewinning worden steeds duidelijker.
Er verschijnen ja-knikkers. Steeds meer.
Dan treed er langzaam een verandering op.
Aan de horizon wordt een bruine verkleuring waarneembaar.
De heldere blauwe lucht wordt langzaam grijs.
De prairie maakt stilaan plaats voor cultuurland. Er wordt voornamelijk katoen en een lage soort mais verbouwd. De meeste velden zijn echter al geoogst en liggen er kaal bij.
Waar eens de prairiebegroeiing de ondergrond vasthield, rest nu, na de oogst een dorre en droge vlakte.
De felle wind die erover blaast doet het opwaaien en veroorzaakt ware stofstormen, waarin het zicht soms terug loopt tot minder dan tien meter.
Een vergelijking met de Dustbowl uit de jaren 30 van de vorige eeuw dringt zich op.
Toen was er gedurende een zeer lange periode nauwlijks enige regenval geweest.
Gewassen verdorden en het vee stierf op het veld. De mensen trokken van pure ellende weg, op zoek naar betere oorden.
Het zicht wordt weer minder.
De wind blaast dikke stofwolken over de weg en ik neem snelheid terug.
Zelfs binnen in de auto beginnen m'n ogen te tranen, m'n neus te kriebelen en proef ik het stof.
Langs de weg staat een huis. Ik hoop dat ze voldoende tochtstrip hebben.
Arme mensen...
Verderop in het stadje moet ik tanken.
Ik kom in gesprek met een man en vertel hem van het stof.
Oh, zegt hij, vandaag valt het nog goed mee.